terug

Marion de Vlieger – 64 jaar

Ik ben de dochter van een slager, de beste van Rotterdam-Zuid is mij altijd verteld, en aangezien we aan de haven woonden en alle scheepsluit in de winkel kwamen voor een goed stuk vlees, heb ik dat altijd kunnen geloven.
Geboren en tot 6 jaar getogen in een echte volkswijk, met café’s op elke hoek, een bakker en een groentewinkel en onze slagerij op nummer 8. Wij woonden op het hoekje op nummer 2, boven het café, 1 trap op, daarboven onze buren en dan nog een trap naar de kolenzolder. Heel spannend was het daar. Een keer per week werd de kolen daar geschept in een kolenkit om midden in de kamer gebruikt te worden in de kolenkachel.

Onder de rook van de Kuip, het stadion van Feyenoord, waren mijn vader en iedereen die in huis kwam, enthousiaste luisteraars van de wedstrijden, maar ik denk niet dat mijn vader ooit in de Kuip is geweest. Wel altijd het toto formulier invullen, en daar mocht ik af en toe mee helpen.

Toen ik op 6-jarige leeftijd thuis kwam van een afscheidsreisje van de kleuterschool werd ik opgehaald door een tante. Mijn moeder was onder aan de trap gevonden, overleden aan een hartverlamming en wat ik me herinner dat er gezegd werd, nog met de stofzuiger in haar hand. Ze was 51 jaar.

Mijn leven veranderde. Mijn vader had de slagerij en kon door de week niet voor mij zorgen. Er was wat gesteggel (hoorde ik later) over bij welke tante ik door de week zou kunnen wonen, maar uiteindelijk kwam ik bij mijn verder kinderloze en niet al te jonge oom en tante terecht, die in Kralingen in een piepklein beneden huisje met een tuintje woonden. Door de week was ik daar en in het weekend ging ik naar mijn vader. Een wereld van verschil tussen mijn vader, de slager en mijn oom, de kantoorklerk, die het niet altijd met elkaar eens waren over de opvoeding, waartussen ik altijd mijn weg heb moeten vinden.

In mijn pubertijd hielp ik in het weekend met barkeepen en maakte lange uren in het café waar mijn vader regelmatig kwam en door de week was ik het nette, verlegen schoolmeisje. Mijn vader is gestopt met de slagerij. Hij kon geen hulp meer krijgen en het werd fysiek te zwaar. In zijn teveel aan vrije tijd kwam hij nog veel vaker in de kroeg en ging veel te veel drinken, en overleed op 65 jarige leeftijd. Ik was 18 en deed dat jaar eindexamen.

Na mijn middelbare school ging ik naar Schoevers, omdat ik wel zou kunnen studeren (met VWO pretpakket) maar bij gebrek aan een passie of talent geen idee had welke studie het zou moeten worden. Schoevers met gemak afgerond, maar vond het zo’n kleuterschool met alleen maar meisjes, dat ik toen besloot zeker op dat moment niet te willen gaan studeren en ook zeker geen secretaresse met mantelpakje in een advocatenkantoor te worden. Ik wilde eigenlijk de grote boze wereld nog niet in (Aan een klein meisje, Annie |MG Schmidt, dit versje hangt nog altijd op mijn kamer op de TU)).

Waar ik wel blij van werd was een baan als secretaresse bij de TU Delft. Geen mantelpakje, maar gewoon in spijkerbroek en als tegenwicht van de meisjes op Schoevers, een echte mannenomgeving.. Als echt meisje -meisje leerde ik snel de mannen humor waarderen en na meer dan 40 jaar werk ik daar nog altijd met veel plezier. Inmiddels is het aantal vrouwen op de TU flink gestegen en zelfs in sommige functies zijn de mannen bijna helemaal verdwenen. De TU is ook heel internationaal geworden, en ik vind het nog altijd heel erg interessant om om te gaan met de verschillende culturen en andersdenkenden. Nooit heb ik me als vrouw minderwaardig gevoeld en heb daar altijd mezelf kunnen zijn.

Na 64 jaar denk ik wel dat iedereen een radertje is, die hoe klein ook, zeker een bijdrage levert aan een tijdperk en de wereld. Mijn motto voor de mensen is: Probeer elkaar te begrijpen, (bijna) iedereen is leuker als je ze beter leert kennen.