terug

Jorie van Leeuwen – 74 jaar

Ik ben geboren in Baarn (Utrecht) in 1947, maar opgegroeid in Sittard (Limburg). Sinds 1983 woon ik in Delft. Ik vind Delft een prachtige stad en heb het hier erg naar mijn zin. Nu ben ik een trotse, blije moeder (2 zonen, een bonuszoon en bonusdochter) en oma (5 kleindochters en 1 kleinzoon) met heel veel hobby’s en ik doe vrijwilligerswerk. Maar in mijn jeugd was ik niet zo trots en tevreden.

Ons gezin bestond uit vader, moeder, 2 zonen en 2 dochters. Mijn moeder had het erg moeilijk in het leven. Zij kon niet echt vrolijk zijn, knuffelde ons niet en was vaak erg kortaf naar ons. Ze kon zich niet inleven in ons wereldje. Mijn vader kon daar niet goed mee overweg en vluchtte in zijn werk (als hij thuis was, knuffelde hij ons wel af en toe). Mijn broers, waarvan de oudste 3 jaar ouder was dan ik en de jongste 1,5 jaar jonger dan ik, hadden beiden een verstandelijke beperking. Mijn zusje was 8 jaar jonger.  Mijn moeder vond, dat ik, als oudste meisje, dienstbaar moest zijn in ons gezin. Dus: helpen in het huishouden en vooral veel voor mijn broers doen. Omdat ik goed kon leren, zei mijn moeder meerdere keren: “Was het maar andersom, meisjes kunnen in het huishouden aan de slag, maar jongens moeten leren om een gezin te onderhouden…..” Daardoor voelde ik me schuldig vanwege mijn intelligentie.

Dat er problemen waren in ons gezin, daar mocht je buitenshuis niet over praten. Mijn moeder trok zich heel veel terug op de slaapkamer. We hadden wel een dienstmeisje en mijn vader maakte ontbijt voor ons en bracht ons naar bed.

Dat mijn broers verstandelijk beperkt waren, werd door mijn moeder ontkend, maar ze liet wel aan alle kanten merken dat mijn vader en ik hen overal mee moesten helpen. Mijn broers moesten zelfs naar een gewone lagere school, terwijl ze dat echt niet aankonden…..

Voor mijn gevoel had mijn moeder een hekel aan mij, want ik mocht niets, omdat ik altijd moest helpen en moest verantwoorden waar ik heen ging. Vriendinnen had ik soms wel, maar die vonden het niet leuk met mij, omdat ik niets mocht. Mijn moeder zei dat ze zelf vroeger ook niet naar feestjes ging en dat dat niet nodig was….. Ik probeerde stiekem toch nog wel iets te regelen, als ik de hond uitliet of een boodschap moest doen. Als mijn moeder daar achter kwam, was ze heel boos op mij en stuurde me naar mijn kamer. Ze sprak dan dagen, soms weken niet tegen mij, gaf me alleen kortaf opdrachten. Excuus aanbieden hielp niet, want ze luisterde niet naar me en geloofde me toch niet. Een keer had ik bloemen voor haar gekocht van mijn zakgeld en die gooide ze in de vuilnisbak. Ik begreep het niet en voelde me erg slecht. Dat schreef ik ook in mijn dagboek.

Toch had ik een uitlaatklep. ’s Nachts in mijn dromen kon ik vliegen! Dat was heel bijzonder, want ik voelde het zelfs in mijn buik als ik mijn armen omhoog deed en opsteeg. Dan vloog ik naar hele fijne plekken, waar het zonnig was met mooie natuur en hele lieve mensen, die mij aardig vonden.

Toen ik ouder werd, begreep ik dat mijn moeder psychisch ziek was. Ze werd diverse malen opgenomen en ik ging naar kostschool, waar ik in 6 jaar mijn gymnasium bèta haalde. Kostschool vond ik trouwens erg leuk: gezellig met allemaal meiden bij elkaar. We lachten heel veel en haalden kattenkwaad uit. Mijn vader, broers en zusje bleven thuis met gezinsverzorgsters. Na mijn gymnasium wilde ik psychologie gaan studeren in Nijmegen, maar dat mocht niet. Mijn moeder was inmiddels weer thuis en zij wilde dat ik thuis bleef en een opleiding in de buurt ging volgen. Ik was heel boos, maar had geen keus. Ik was bijna 18 jaar en in die tijd was je pas op je 21e volwassen. Dus deed ik in Sittard de Sociale Academie. Uiteindelijk heeft me dat toch ook wel goed gedaan, want ik leerde me meer te verdiepen in mijn medemensen en begreep ook wat meer van de ziekte van mijn moeder.

Maar ik wilde uitvliegen en een eigen toekomst opbouwen. Op mijn 21e ben ik overgestapt naar de Sociale Academie in Eindhoven en ben ik op kamers gegaan en ook gaan werken. Mijn moeder was heel boos en zei me aan telefoon dat ik niet meer thuis hoefde te komen. Ik belde mijn vader op zijn werk. Hij wilde niet tegen de beslissing van mijn moeder ingaan en beloofde me wat geld voor de eerste levensbehoeften. Twee jaar lang heb ik mijn familie niet meer gezien, wat ik echt heel erg vond. Mijn vader belde ik wel af en toe en mijn zusje schreef me brieven. Intussen was ik getrouwd met mijn toenmalige vriend en werd onze eerste zoon geboren. En opeens stonden mijn ouders in het ziekenhuis naast mijn bed……. Daarna werd het contact hersteld, maar het bleef toch minimaal. Ook toen de tweede zoon werd geboren waren ze er. Ik ging ook wel met mijn kinderen naar mijn ouders, maar mijn moeder vond dat veel te druk. Dan vroeg ze of ik zonder kinderen wilde komen, maar die vraag sneed me door mijn ziel…..

In mijn huwelijk voelde ik me ook niet gelukkig. In 1983 ben ik met de kinderen gevlucht…….naar Delft. Daar vond ik een baan in het onderwijs en dat vond ik erg leuk. Maar nog steeds had ik moeite met mezelf. Zodoende ben ik in therapie gegaan. Toen leerde ik trots te zijn op mezelf, omdat ik toch maar staande bleef en gewoon werkte en voor mijn kinderen zorgde. Ik groeide in mijn werk en ook in mijn relatie met de kinderen. Ik leerde genieten van het feit, dat ik gewaardeerd werd en ging me verder ontplooien: lerarenopleiding en daarna sociale psychologie. In die tijd leerde ik via mijn school mijn huidige man kennen. In mijn vrije tijd ben ik gaan schilderen en beeldhouwen. Mijn mooiste beeld is een bronzen mens met vleugels: Jorie, die gaat vliegen en haar zonnige toekomst tegemoet gaat!

Na 25 jaar onderwijs ben ik nu gepensioneerd en doe ik veel vrijwilligerswerk, onder andere schilder ik met verstandelijk beperkte mensen. Daar kan ik echt van genieten. Ze zijn zo blij en trots op wat ze schilderen! En ik kan goed met hen omgaan, want dat heb ik geleerd door mijn broers.

Mijn ouders zijn overleden. Ik neem ze nu niets meer kwalijk. Mijn moeder wilde wel anders, maar was psychisch ziek (schizofreen volgens de artsen) en mijn vader vond het moeilijk om daarmee om te gaan. Dat heeft hij op zijn sterfbed verteld. Achteraf zie ik het als een leerschool. Ik heb heel veel geleerd in mijn leven en weet dat mensen vaak dingen doen, omdat ze het zelf moeilijk hebben en niet omdat ze anderen tegen willen werken. Ik ben uiteindelijk een blij en levenslustig mens geworden, die zich goed kan uiten, in taal en kunst. Met mijn  zusje en broers (die nu in een huis voor mensen met een verstandelijke beperking wonen) heb ik een goed contact. Mijn zusje is contactpersoon voor een broer en ik voor de andere. En wat Delft betreft: ik voel me hier heerlijk thuis. Een mooie, gezellige stad. Ik geniet van mijn relaties met man, kinderen, kleinkinderen en verdere familie en vrienden. En mijn contacten via het vrijwilligerswerk.

Mijn bronzen beeld (Jorie met vleugels) staat in onze kamer, als bewijs dat ik uitgevlogen ben. Als ik overlijd, mag dit beeld op mijn kist staan, want dan vlieg ik verder……